33 jarig bestaan

1992 De hinde gods

Hij streelde wat afwezig door de goudblonde lokken van het knaapje aan Zijn voeten. Jos Hansen. Gek, maar bij die naam moest hij vaaglijk aan een hinde denken, het dier dat zo prachtig lichtvoetig langs een bosrand kon huppelen, tot het bruut werd neergeknald door jagers – a’s schepping vond Hij dat dier beter geslaagd dan de mens. Hertenbiefstuk – dat had Hij niet aan zijn tekentafel bedacht.

Maar wat was het verband tussen dier hinde en mens Hansen? Hij stuurde het knaapje naar de Hemelse Archieven om daar het dossier Jos Hansen te halen.

33-jaar-prins-jos-den-eerste-jos-hansen
Prins Jos den 1 (Jos Hansen). Adjudanten: Wil Hendricksen en Teun Derksen Hofdames: Renate Ambting en Peggy Kaal

Het bestond, zo bleek, uit vergeelde paparassen zowel als uit foto’s en videobanden. Hij vond stukken over hinderwetvergunningen, waar Hij niet in geïnteresseerd was; over persoonlijke voorkeuren (“verpleegsters”, las Hij o.a. bij het doorbladeren); over de kwaliteiten van ’s mans tennis en voetbal – niet veel soeps. Op één van de videobanden stond de geheimzinnige mededeling 1989 – TUTU. Zijn goddelijke instinct zei Hem dat de ontsluiering van het raadsel Hansen in die band lag.

Hij startte de video recorder – en vanaf het eerste ogenblik was Hij een en al oog. Wat was dit nou toch? Kennelijk een feest, mogelijk het carnaval van 1989. Had Hij dat jaar gemist? Een vrouw met snor en tutu bewoog zich lichtvoetig over het toneel. Ze wipte op en neer op haar spitzel- schoentjes, dook elegant met gespreide armen zijwaarts, of verdween bijkans in een duizelingwekkende pirouette, een tornado. Ze was niet bepaald wat men slank kon noemen – maar door haar gracieuze bewegingen wekte ze ondanks haar gezetheid de indruk van grote slankheid. Wat was hier aan de hand? God werd even duizelig – zag Hij het allemaal wel goed? En nog voor Hij van zijn verrassing bekomen was, sprong de deerne op het beeldscherm plotseling hoog de lucht in, spreidde in haar vlucht de benen voor- en achter- waarts, hief haar armen tot ze precies evenwijdig liepen aan de benen, toverde een hemelse glimlach op haar gezicht – en zette toen de afdaling in. Een enorme dreun aan het eind ervan haalde God uit Zijn dromerige toestand. Goeie God en Grarus! Hij sloeg Zijn handen voor Zijn gezicht en durfde niet te kijken. Met een klap was het beeld van soepelheid en elegantie verpulverd. Hier had de werkelijkheid een bijzonder hardhandig eind gemaakt aan een illusie.

God keek door de kiertjes van zijn vingers naar het scherm. Zijn ogen werden groot: dit was geen vrouw! Achter de snor openbaarde zich het gezicht van Jos Hansen. En dat gezicht lachte benauwd. Geen wonder. Het lichaam eronder lag in een spagaatstand waar geen beweging meer in te krijgen was. Oh, wat lachte dat gezicht benauwd! Een grote ontroering kwam er over God. Die mens daar op de grond, op die videoband, in die onwrikbare houding, die mens in nood, dat was een oerbeeld, dat was de Lijdende Mens die niettemin zijn lijden droeg door een benarde glimlach te tonen. En plotseling wist God het: Hij was met de creatie van Jos Hansen heel dicht genaderd tot de oorspronkelijke bedoeling van Zijn schepping. Lijden en Loutering, Pijn en erboven de Lach daar ergens lag het idee van wat Hem v66r het begin der tijden met de mens voor ogen had gestaan. Jos Hansen als de Vervolmaking van de schepping Gods – diens spagaat had Zijn idee heel even heel heftig werkelijkheid gemaakt.

God spoelde de videoband terug en liet Petrus komen. Die ging achterdochtig zitten. God zei niets, Hij wees alleen naar de televisie en startte de band. Petrus keek verbaasd toe maar zijn gezicht versomberde naarmate het eind naderde. God keek beurtelings naar het scherm en naar Petrus’ gezicht. Op het moment dat Jos Hansen als ballerina ten hemel voer, drukte God de knop “slow motion” in. Heel langzaam steeg Jos, benen en arm en spreidend, de lucht in, op weg naar het keerpunt. Toen hij even bewegingloos hing, op het dode punt tussen stijging en daling, drukte God op de knop “Stop”. Resoluut draaide Hij zich in de richting van Petrus.

“Zie je het, Petrus, zie je dat? Hier is het me alle maal om begonnen geweest: dit is het hoogste punt dat de mens kan bereiken. Hier heeft hij in de persoon van Jos Hansen de stilte in de storm bereikt – Jos Hansen heeft begrepen dat de absolute rust alleen in het oog van de orkaan te vinden is. Om hem heen woedt de wereld, de chaos heerst overal, het carnaval gaat te keer, maar hij heeft een absoluut punt bereikt waar hij voor de wirwar van het leven heel even ontoegankelijk is geworden. Natuurlijk, hij moet terug naar de werkelijkheid, de film loopt door, maar hij heeft in een fractie van een seconde verworven wat ik de mens als het hoogst bereikbare heb toegedacht. Kijk naar hem, en huil en lach tegelijk. Ecce homo! Zie de mens!”.

“Ik zie alleen een travestiet met snor. Jos Hansen? Even een aantekening maken.” Petrus haalde zijn notitieblokje te voorschijn.
En op het moment dat God in diepe wan hoop gestort werd door zijn beste apostel (nooit zou Hij Petrus kunnen laten lachen), dook onverwachts de voorlopig reddende gedachte bij Hem op. “Petrus! Nu je je agenda toch getrokken hebt, kun je meteen even een aantekening maken bij 1, 2 en 3 maart. Die dagen heb ik je nodig, we nemen een paar snipperdagen op. We gaan naar Beek, naar het carnaval, in vermomming. We gaan naar Jos! We gaan naar zijn adjudanten Wil Hendriksen en Teun van de Reut! We gaan naar hun dansmarietjes Renate Ambting en Peggy Kaal! We gaan je laten smullen, stuk chagrijn dat je bent! Ik kietel je net zo lang in je flanken tot je van lacherigheid niet meer weet waar je heen moet. En desnoods vraag ik Jos of hij nog weer even danst. Ik zet hem na de spagaat wel wat beter in elkaar dan in 1989 gebeurd is. Ga nu! Bereid je voor! Dit is een bevel!”

God’s stem klonk zo dreigend dat Petrus stilletjes afdroop. Hij zou er aan moeten geloven. Hij ging met God naar het carnaval. Als hem dat dertig jaar geleden was verteld! De tijden waren niet meer wat ze geweest waren. Alles werd minder – het carnaval was nu kennelijk al opgenomen in de rij van hemelse feesten. Af en toe wanhoopte hij aan de godheid.

Maar God had inmiddels zijn eigen agenda al getrokken en schreef met Zijn gouden vulpen op de, dagen van 1, 2 en 3 maart: “Beek. Carnaval. Met Petrus”. En dit alles onder het motto: “niet huulen, maar spuulen”.